Overzicht PSD-veerdiensten
Het prille begin
Al vanaf 1828 voer er tussen Vlissingen en Breskens een particuliere stoomboot gesubsidieerd door de provincie. Vanuit Breskens voer deze boot (De Schelde genaamd) nog door naar Terneuzen, dus eigenlijk was het de dienst Vlissingen – Breskens – Terneuzen. In 1842 kocht de Provincie de boot en liet de exploitatie over aan een particulier. Ook komt in 1842 de nieuwe veerboot Stad Vlissingen No.1 in de vaart.
Raderstoomboten
Pas in 1866 bij de oprichting van de PSD kwam de veerdienst geheel in handen van de Provincie. De Provincie kocht de veerboten De Schelde en Stad Vlissingen No.1 over van de vorige exploiteurs en liet de nieuwe veerboot Zeeland bouwen in 1866.
Van de Zeeland is het verhaal bekend van de Statenleden die een proefvaart gingen maken met de veerboot. De een zeezieker dan de ander, terwijl er geen harde wind stond die dag. Een van de statenleden zei dan ook dat hij ‘nauwelijks een geit mede zou durven overzenden’. Lang heeft de Zeeland het dan ook niet uitgehouden op de woelige Westerschelde, in 1871 werd de vijf jaar oude veerboot alweer verkocht. Ook met de Stad Vlissingen No.1 liep het onfortuinlijk af, deze veerboot zonk op de Westerschelde.
In tegenstelling tot de Zeeland beviel de in 1867 gebouwde Wester-Schelde wel. Het schip werd overigens uitgerust met de ketel van de gezonken Stad Vlissingen No.1. De Wester-Schelde was een 31 meter lange houten boot en maakte nog tot 1900 deel uit van de Provinciale vloot.
Al vanaf 1866 voeren de veerboten uit Breskens naar de Buitenhaven in Vlissingen. De afstand tussen Vlissingen en Breskens is ongeveer 5,5 kilometer. In Vlissingen was er gelegenheid tot overstappen op de trein naar de rest van Nederland, Duitsland of nog verder. Ook vertrokken er vanuit de Buitenhaven mailschepen naar Engeland.
In 1870 werd voor de dienst Vlissingen – Breskens – Terneuzen de veerboot Zeeuwsch-Vlaanderen gebouwd en in 1887 volgde de Walcheren. Aangezien in dat jaar de Zeeuwsch-Vlaanderen alweer uit dienst ging werd een opvolger gebouwd bij De Schelde in Vlissingen – Breskens. Deze tweede Zeeuwsch-Vlaanderen kwam in 1891 in dienst.
Vergelijking haven Breskens 1911 / 1933
De Zeeuwsch-Vlaanderen was gebouwd bij de Schelde in Vlissingen. Het was de grootste veerboot voor de dienst tot dan toe, met een lengte van ruim 44 meter. De raderveerboot werd aangedreven door een stoommachine.
De Westerschelde (1905)
In 1905 werd de Westerschelde gebouwd, een raderstoomboot van 51 meter lang. Deze veerboot vaart tot op de dag van vandaag nog in Duitsland als rondvaartboot. In Zeeland hield de veerboot het uit tot 1933, waarna deze boot verkocht werd en uit de provincie vertrok.
Rond 1900 verschenen er Zeeland veel tramwegen. In Vlissingen was al vanaf 1881 een verbinding met Middelburg. In 1910 werd de verbinding geëlektrificeerd. Ook in Breskens was een tram. Vanaf 1891 was een er een tramlijn van Breskens naar Maldegem in België. In 1932 werd Breskens ook aangesloten op het tramnetwerk van de ZVTM, die later ook een tramlijn naar de veerhaven van Perkpolder had.
Marktdrukte
Breskens was dus goed ontsloten. Vooral op donderdagen en in de zomermaanden was het zeer druk. Op donderdag werd de weekmarkt gehouden in Middelburg, waar in die tijd mensen uit de hele provincie en ook veel Belgen op af kwamen. Zij kwamen met extra lange trams naar Breskens om daar over te steken naar Vlissingen om verder te gaan richting Middelburg.
Vergelijking Buitenhaven Vlissingen 1912 / 1944
Koplading
In de jaren 20 van de vorige eeuw werd besloten om van Vlissingen – Breskens een kopladingsveerdienst te maken. De stoomboten van de Provincie waren niet geschikt om veel en snel auto’s te vervoeren. De eerste kopladingsveerboot was de Koningin Wilhelmina, gebouwd in 1927. Op 28 april 1928 schrijft het NRC over de verbeteringen. De veerboot wordt geroemd om zijn grote vrije rijdek. In Breskens was de kopladings aanlegsteiger al gereed en kon via deze manier geladen worden. In Vlissingen liet de steiger nog even op zich wachten, maar na een paar maanden kon de veerboot aan beide kanten de koplading gebruiken.
Vlissingen – Breskens maakte de grootste verbetering in de geschiedenis van het veer mee. Het kopladingssysteem werkte perfect en sloot perfect aan op het groeiende aantal auto’s in Zeeland. In 1932 kwam de veerboot Prinses Juliana in dienst. Dit schip leek sterk op de Koningin Wilhelmina, maar was zo’n tien meter langer.
Door de komst van een tweede kopladingsveerboot kon nu met twee veerboten worden gevaren. Ook dit kwam de automobilist sterk ten goede. De wachttijden werden sterk gereduceerd. Ook in 1932 werd de Prins Hendrik afgeleverd. Hoewel de veerboot niet primair voor Vlissingen – Breskens was, deed deze wel dienst als reserveboot.
Nieuwe veerboot
Eind jaren 30 werd besloten een nog grotere veerboot te bouwen voor de dienst. In juni 1941 ging de Prins Bernhard te water in Vlissingen. Door de oorlog werd de bouw van de veerboot opzettelijk gesaboteerd. De bezetter deed een aantal pogingen het al ver afgebouwde casco van de veerboot af te zinken. In 1944 lukte dat in de haveningang van Vlissingen.
De vrijwilligers van PSDnet.nl staan klaar voor rondleidingen in Vlissingen.
Tweede Wereldoorlog
Al in 1940 werden veel PSD-veerboten in de haven van Breskens tot zinken gebracht, door de vluchtende Franse troepen om te voorkomen dat zij in handen van de Duitsers zouden vallen. Daarbij ook de Prinses Juliana. De veerboot zou na een tweede afzinking in de Vlissingse haveningang niet meer in dienst komen. Tijdens de oorlogsjaren was het moeilijk om de dienst tussen Vlissingen en Breskens te onderhouden. De PSD-vloot was zeer gehavend en de omstandigheden waren moeilijk.
Terugkeer van de koningin
Op 13 maart 1945 kwam de naar Engeland gevluchte koningin Wilhelmina Nederland binnen in Eede, Zeeuws-Vlaanderen. Met haar gevolg ging ze via onder andere Sluis en Schoondijke naar Breskens. Daar stak ze de Westerschelde over om haar reis op Walcheren voort te zetten. De PSD gaf na de bevrijding prioriteit aan het herstel van de drie zijladers uit 1933. Deze konden dan ook vrij snel op Vlissingen – Breskens worden ingezet. Zo werd Wilhemina dus met een zijlader naar Vlissingen gebracht.
Herstel
De kopladingssteigers waren compleet vernield in de oorlog. Daarnaast was er geen enkele veerboot meer in tact die er gebruik van zou kunnen maken. Men werkte met man en macht om de veerdienst tussen Vlissingen en Breskens snel weer in oude glorie te herstellen. Ook de tramwegen waren in de oorlog zeer zwaar beschadigd. Na de oorlog werden deze in Vlissingen en in Breskens niet meer in ere hersteld. Moderne autobussen maken hun intrede als vervanging.
In 1948 kwam de eerste kopladingsveerboot Koningin Wilhelmina weer in de vaart. Ondertussen werd bij De Schelde in Vlissingen hard gewerkt aan het nieuwbouwproject van voor de oorlog. Ook werd een tweede nieuwe veerboot besteld, de Koningin Juliana. Deze kwam al op bevrijdingsdag 1949 in dienst op het inmiddels herstelde Vlissingen – Breskens. In 1950 volgde ook zusterschip Prins Bernhard.
Vergelijking Breskens 1949 / 1962
Met enige vertraging was de volgende stap in de modernisering van de veerdienst voltooid. Na de oorlog groeide het autogebruik explosief en als snel bleek nieuwe uitbreiding gewenst. Besloten werd over te stappen op bredere veerboten met nieuwe, eigen aanlegsteigers. Deze zouden tot 1985 paralel met de oude worden gebruikt.
Nieuwe veerhaven
Eind jaren 50 werd daarom een nieuwe veerhaven gegraven in ten westen van Breskens, om precies te zijn tussen het voormalige fort Frederik Hendrik en het dorp in. In de haven van Breskens was geen plek voor nog grotere veerboten en bovendien nam de verkeersoverlast voor de dorpsbewoners steeds verder toe. De toegangsweg naar de veerboot liep immers dwars door hun dorp.
Prinsessenboten
In 1958 kwam de nieuwe Prinses Beatrix in dienst, de eerste van de grote, moderne veerboten van de PSD. In 1960 volgde zusterschip Prinses Irene en in 1964 de Prinses Margriet. In het laatste jaar werd de Koningin Juliana verlengd en ook deze veerboot was vaak terug te vinden op Vlissingen – Breskens.
Jarenlang waren er geen problemen met de capaciteit. Pas in de jaren 80 speelde deze vraag weer parte. Dit keer werd een andere oplossing gevonden: de veerdienst zou net als Kruiningen – Perkpolder geschikt worden gemaakt voor dubbeldeksveerboten.
Gedurende enkele maanden in 1985 werd er op de veerdienst gevaren met de twee oudste schepen in de PSD-vloot: de Koningin Juliana en de Prins Bernhard. Zo kon gewerkt worden aan de verbouwing van de grote aanleginrichtingen. Begin 1986 was het zover: de eerste dubbeldekker kwam in dienst. De Prinses Juliana was een moderne veerboot, maar kampte in het begin met kinderziektes. Na wat opstartproblemen kon met de dubbeldekker de dienst worden gevaren. Een enkeldekker verzorgde de tweede boot.
Dubbeldekkers
In de jaren 90 werd besloten een vaste oeververbinding aan te leggen. De veerdiensten zouden over een aantal jaar verdwijnen. Na veel discussie werd uiteindelijk een tweede dubbeldekker voor Vlissingen – Breskens gebouwd. Deze in 1993 bij de Schelde in Vlissingen gebouwde Koningin Beatrix voer samen met de Prinses Juliana tot 1997 over de Westerschelde. In dat jaar werd namelijk nog een dubbeldekker, de Prins Johan Friso in de vloot van de PSD opgenomen. De laatste jaren bepaalde deze twee veerboten het beeld tussen Vlissingen en Breskens.
15 maart 2003
Op 14 maart 2003 was het zover, de laatste auto’s werden over de Westerschelde vervoerd. Vanaf de dag erna was het alleen nog mogelijk de Westerschelde onder de grond te kruisen. Op 15 maart 2003 om 16u kwam de Koningin Beatrix Vlissingen binnengevaren. De laatste overtocht onder PSD-vlag.
Vlissingen – Breskens zou voortaan worden geëxploiteerd door BBA Fast Ferries met eigen veerboten voor fietsers en voetgangers. Tot het moment dat die veerboten van de werf kwamen werd nog gevaren met de Koningin Beatrix en de Prins Johan Friso. Auto’s mochten niet meer mee en ook een versnapering was niet meer te koop aan boord.
Einde dubbeldekkers
Op 1 mei 2004 voeren de twee oude PSD-dubbeldekkers voor het laatst over de Westerschelde. De Koningin Beatrix voer de dagen erna toch nog door want een van de nieuwe veerboten had namelijk problemen. Op 5 mei 2004 ging de Koningin Beatrix uit de vaart en was ze weer terug in handen van de Provincie Zeeland, de veerboot vertrok naar Vlissingen-Oost.
SWATHS
De twee laatste PSD-boten vertrokken naar Italië waar ze nu op de Straat van Messina varen. Vlissingen – Breskens wordt tegenwoordig onderhouden door de Prinses Máxima en de Prins Willem-Alexander, twee in 2004 gebouwde SWATH-veerboten. Het voetveer werd aanvankelijk geëxploiteerd door BBA Fast Ferries, maar vanaf december 2006 werd Veolia de exploitant. De SWATHS hadden vaak te kampen met storingen, waardoor de veerdienst veel uit de vaart was. Veolia liet weten geen interesse meer te hebben in de veerverbinding, waardoor de Provincie Zeeland in 2014 op zoek ging naar een nieuwe exploitant.
Westerschelde Ferry BV
Een nieuwe exploitant voor Vlissingen-Breskens werd echter niet gevonden. Daarom besloot de Provincie Zeeland een eigen bedrijf op te richten: Westerschelde Ferry BV. De Provincie is voor 100% eigenaar van Westerschelde Ferry BV, wat vanaf 1 januari 2015 de exploitant is van het veer. Ruim tien jaar na het verdwijnen van de PSD is men dus weer terug bij af met een provinciaal veerbedrijf.
Lees de gehele geschiedenis van Westerschelde Ferry BV en haar voorlopers op de volgende pagina.