Bouwtekening Oosterschelde

Deze tekening van de Oosterschelde (1933) toont de veerboot na de verlenging. De eerste afbeelding is een overzicht, daarna worden de drie verschillende dekken in detail getoond. Bij de detailtekeningen is een navigator opgenomen om te laten zien waar het detail zich bevindt op het schip.

Diverse afkortingen worden gebruikt, daarom is het nuttig eerst een kleine legenda te geven:

E.K. = Elektrische Kachel
K = Kast
Telegr. = Telegraaf
UR = Urinoir
V = Ventilatie-opening
W.T. = Wastafel

Bekijk ook de Fotorondleiding Oosterschelde, aan onderstaande bouwtekening zijn foto’s toegevoegd van de huidige situatie op het schip.

Overzicht

In de meidagen van 1940 zinken de Prins Willem I en de Ooster-Schelde in de haven Breskens. De bezetter zag de veerboten graag hersteld en de reparaties werden aangevangen in maart 1943, hierbij werd ook besloten de veerboten te verlengen van 49 meter naar 55 meter. In de nacht van 31 mei op 1 juni 1943 viel een bom op de werf tussen de Prins Willem I en de Ooster-Schelde in: de twee veerboten raakten zwaar beschadigd. Door slimme sabotage werd verder herstel uitgesteld tot na de oorlog. De ‘Ooster-Schelde’ werd ‘Oosterschelde’ genoemd en kwam op 25 oktober 1946 weer in de vaart. Lees ook eens de volledige geschiedenis van dit schip.


© psdnet.nl, naar een tekening / ontwerp van De Schelde in Vlissingen en Ingenieursbureau M.A. Cornelissen te Amsterdam

Promenadedek

Op het promenadedek zijn twee dekhuizen aangebracht met een open achterkant, om passagiers enige beschutting te bieden. Achterop zijn twee sloepen geplaatst, in het midden van het dek bevindt zich de schoorsteen en andere ventilatie van de machinekamer.

Bovendek

Dit dek was vooral bedoeld voor het plaatsen van auto’s. Het parkeren van zoveel mogelijk auto’s op het achterdek was vaak een puzzel. Als het echt nodig was, werd soms een kleine auto opgetild om een kleine vrije ruimte op te vullen. Zowel aan stuurboord als aan bakboord is een opening aangebracht voor het laden en lossen. Het dichtslaan van de deuren zorgde voor een flink lawaai.

De Oosterschelde was uitgerust met een kombuis; de scheepskeuken. De passagiers en bemanning konden zo voorzien worden van lekker eten, niet overbodig op lange veerdiensten. De conducteur heeft een eigen kantoortje op dit dek, met verschillende kasten. Tijdens de vaart komt de conducteur passagiers en automobilisten een kaartje verkopen. Rechts gesitueerd zijn de toiletten, merk hierbij op dat de bemanning over een eigen wc – toegankelijk via het dek – beschikt.

Voor bevindt zich de rooksalon met stoffen banken en gestoffeerde stoelen aan twee tafels. Onder de banken is verwarming aangebracht. Richting de voorplecht is een dek met bolders en het mechanisme voor het elektrisch ophalen van het anker. In PSD-tijden was dit voordek verboden terrein voor passagiers. In de periode dat de Oosterschelde aan Doeksen verhuurd werd, mochten hier wél passagiers komen.

Doorsnede onder bovendek

Deels onder de waterlijn ligt nog een dek. Onder het autodek ligt een niet al te hoge bergruimte en tegen de achterplecht bevinden zich de waterballasttanks en het stuurmechanisme (boven het achterroer). De bergruimte en de rest worden gescheiden door een waterdichte (W.D.) deur.

Hier is een salon te zien, zonder gestoffeerde banken. Ook ontbreekt het hier aan verwarming, voorbehouden aan salons voor hogere klasse. Rechtsboven is de hut van de Hofmeester gelegen, uitgevoerd met twee bedden, stoel en schrijftafel onder de patrijspoort. De Hofmeester heeft in zijn hut ook nog een gestoffeerde bank tot zijn beschikking.

Op hetzelfde niveau, maar alleen toegankelijk vanaf het bovendek, ligt de machinekamer. In het midden staat de hoofdmachine: een tweetakt vijfcilinder dieselmotor (420 APK, 260 omwentelingen per minuut) van het merk Schelde-Sulzer. De dieselmotor in de Oosterschelde is van het type ‘5 RK-SP 36′ en meet 3,6 x 4,6 meter. De originele motor is anno 2015 nog steeds (werkend) aanwezig in de Oosterschelde.

Naast de hoofdmachine zijn ook aanwezig de dynamo, diverse pompen voor water, smeerolie en brandstof, de compressor, een omvormer en een kachel. De Eerste en Tweede Machinist beschikken over een klein magazijn met een werkbank en een andere werkbank. Rechts staat het schakelboord, dit is het bedieningspaneel voor de diverse onderdelen in de machinekamer. Links zijn twee olietanks aanwezig, met daarnaast een kofferdam. Een kofferdam is in de scheepvaart een lege ruimte als afscheiding of isolatie, in dit geval bedoeld om een eventuele lekkage op te vangen, zodat de Hofmeester veilig in zijn hut kan zitten.

De rest van de bemanning (minus de Kapitein) heeft in dit gedeelte zijn hut. Zo zijn er hutten voor de Eerste Machinist, de Tweede Machinist, de Stuurman en de Conducteur. De bemanningsleden beschikken allemaal over een schrijftafel onder een patrijspoort, een elektrische kachel, een wastafel, gestoffeerde bank en diverse kastjes. Linksonder is een zogenaamd Volksverblijf met zes bedden, met gemeenschappelijk tafel inclusief banken, maar zonder wastafel.

De benedensalon heeft drie volwaardige ramen, waar de rest van het schip benedendeks alleen patrijspoorten kent. De salon is gestoffeerd uitgevoerd en wordt met diverse kachels verwarmd. Wanneer je doorloopt kom je bij de hut van de Kapitein van het schip. Dit is de grootste hut van de veerboot, maar de Kapitein beschikt over dezelfde luxe als zijn bemanning. Aan stuurboord en bakboord zit een patrijspoort. Een minpunt van de hut van de Kapitein is dat er een kettingkoker doorheen loopt. Hierin lopen de kettingen van het anker naar de plek waar deze opgerold worden onderdeks. Bij slecht weer kan door het slingeren van de veerboot de ketting tegen de buis gaan tikken, een onaangenaam geluid.