Oeps, foutje
Na de oversteek voeren de veerboten de veerhaven binnen en koersten met verminderde vaart op de fuik af. Op de fuik stonden masten en het nautisch personeel kon met behulp van die masten bepalen hoe men moest manoeuvreren om het schip met beleid te laten ‘landen’. Ondertussen had het personeel op het rijdek de kanteldeur geopend. Als dit ruim van te voren gebeurde had je als passagier een fantastisch uitzicht op de naderende, nog omhoog hangende brug en het door de schroef wild opgezweepte water.
Het enige wat er tussen zat was het onvermijdelijke stalen kettinkje! Als het schip dan op zijn plaats lag, nam de matroos contact op met de wal en de brug begon te zakken. Even voordat de brug het autodek raakte nam de matroos het oog van een stalen tros en belegde deze op de bolder. Dit gebeurde aan twee kanten. Daarna drukte hij een knop in en de draad werd via een cylinder strakgetrokken waardoor het schip tegen de wal werd gehouden. De brug zakte daarna verder tot op het dek, het kettinkje werd losgemaakt en met zwiepende bewegingen naar de andere kant gebracht. Hierbij werd altijd het opstaande werk geraakt zodat dit altijd verveloos was.
En na het bevrijdende teken kon men dan de boot verlaten. Die constructie met die spandraad was mede bedacht om brandstof te besparen. Zodra het schip namelijk vastlag ging er in de controlekamer beneden een zoemer, waarna men het toerental van de motoren terugbracht van 500 naar 300 toeren. Ik kan mij herinneren dat deze (kostbare) spaninrichting weleens in reparatie was nadat het schip weggevaren was terwijl de draad nog netjes op de bolder vaststond! Oeps, foutje.
De portier
Als je niet moest aflossen dan liep je dagdienst op de schepen en werden er allerlei voorkomende werkzaamheden verricht. Soms lag er een schip voor onderhoud aan de werkplaats of voor een dokbeurt bij De Schelde in Vlissingen-Oost. Dan werd je daar naartoe gestuurd. Als je dan de hele week gewerkt had en het weekend kwam eraan, dan werden wij thuis heel voorzichtig met het opnemen van de telefoon.
Het kwam namelijk (helaas) geregeld voor dat er, tegen de tijd dat het weekend werd, vooral in de nachtdienst medewerkers ‘ziek’ werden. Eén van de taken van de portier was dan het rijtje met aflossers langs te bellen. Nummermelders bestonden nog niet en zo had je de pech nietsvermoedend de hoorn van de haak te nemen en aan de andere kant de legendarische woorden ‘PORTIERRRRR STOOMBOOTDIENSTENNNN’ te horen. Dan had je maar te gaan. Onze portier was zeer plichtsgetrouw en was in staat om een taxi naar je huis toe te sturen als hij het niet vertrouwde. Ik maakte me daar niet druk om, ik woonde toendertijd 5 hoog!